Om half tien staan we met een groepje Europeanen en 2 Canadezen klaar om Abba te volgen. Abba is de eigenaar van ons guesthouse. Hij is een heel goede gids en gastheer. Vandaag gaat hij ons de historie van de eilanden vertellen. Met de boot steken we over naar het grote eiland aan de overkant.
We bezoeken de nootmuskaat en amandelplantages. Bijna alle Nederlandse nootmuskaat komt uit de Banda’s. Daarom waren de Banda’s in de zeventiende eeuw zo belangrijk. We lopen over de plantages van onze voorvaderen, de zogenaamde perkeniers.
Voordat ze deze plantages aanlegden, vermoorden ze eerst alle leiding van het eiland. De rest van de bevolking werd gedeporteerd. Dit omdat de Bandanezen niet direct wilden luisteren naar het beoogde nieuwe bewind. Vervolgens voerden ze gehoorzame javanen en slaven aan die de nieuwe bevolking van de eiland werden. (We praten nu wel over de 17e eeuw).
De bevolking is heel vriendelijk als wij rondlopen en laten ons hun werk zien. De laatste jaren is de nootmuskaat uiterst winstgevend en de eilanders zijn zeer welvarend met t.v.’s, mobiele telefoons, brommers en uiterst nette tuintjes.
Aan het einde van de wandeling komen we bij de laatst overgebleven perkenier (en enige Christen die is teruggekeerd na de rellen in de jaren 90). We drinken daar kaneelthee.
In de middag snorkelen we onder de vulkaan op Guning Api, weer een ander eiland dat alleen uit een vulkaan bestaat. In 1988 is de vulkaan uitgebarsten en op het lava in de zee heeft zich een prachtig rif ontwikkeld. Biologen staan versteld zo snel als dat gaat.
In de avond zijn we uitgenodigd bij de Nederlander, Nieuw Zeelander en 2 Indonesiërs waar we de heenreis op de boot mee hebben samen gereisd. Zij hebben visgevangen die we gezamenlijk met de familie waar zij verblijven nuttigen. Weer veel te veel en te lekker eten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten